Onderwerp: danshoezen
Doelgroep: Kleuters – 1e graad lager
Discipline: Dans
Tijd: 30 minuten
Doel: De leerlingen experimenteren met verschillende lichaamsvormen.
Werkvorm: Dansimprovisatie
Benodigdheden: Danshoezen of dekbedovertrekken
INLEIDING Verzamel de leerlingen in een kring en neem er een danshoes bij. Kijk samen met de leerlingen naar de vorm, hoe je erin kruipt, leg enkele regels vast. Verdeel de danshoezen nadien over vier hoeken. KERN 1 Hoek 1: Rond In deze hoek bedenken de leerlingen verschillende ronde standbeelden die ze kunnen maken als ze in de hoes zitten. Hoek 2: Hoekig In deze hoek bedenken de leerlingen verschillende hoekige standbeelden die ze kunnen maken als ze in de hoes zitten. Hoek 3: Zwaaien In deze hoek kruipen de kinderen niet in de zak maar gebruiken ze de zak als doek. Welke bewegingen (heen en weer, schudden, opvouwen, …) kunnen ze dan maken? Hoek 4: Opvangen De leerlingen kruipen ditmaal niet in de hoes. Ze maken er een bol van. Die gooien ze op. Kunnen ze hem opvangen op verschillende lichaamsdelen. De leerlingen experimenteren in de hoek zolang de muziek aanstaat. Eens de muziek stopt schuiven ze door van hoek. SLOT Verzamel de leerlingen in het midden van de zaal. Neem de hoezen weg. Kunnen de leerlingen de bewegingen die ze net ontdekten in en met de zakken nu ook zonder de zakken uitvoeren? KERN 2 Iedere leerling verstopt zichzelf in een danshoes: – Je handen en voeten leiden je in de danszak door de ruimte (veilig gevoel, dichtbij de grond) – Ze proberen te ontsnappen. Dit doen ze door duwbewegingen te maken met armen, benen, hoofd, … . Per twee of net niet: je zak wordt gemanipuleerd en er wordt aan alle kanten aan je getrokken – Kan jij bochten, kronkels, hoeken, … maken? Per twee: – Werken als marionet (alleen of de een helpt de ander) touwtjes aan de zak en die trekken aan stukken van het lichaam waardoor je uitsteeksels krijgt |